Maarten Boudry vergist zich: extreme rijkdom is wel degelijk een probleem (opinie)
26 Januari 2023
'De kloof dichten tussen (extreem) arm en (extreem) rijk besteed je niet uit aan een select groepje miljardairs. Je neemt die strijd als samenleving, democratie en politiek het best stevig in handen.'
door: Kristof Calvo
Volgens filosoof Maarten Boudry moeten we ophouden met “de obsessie met extreme rijkdom”. Het echte morele probleem is armoede, verklaarde hij in het VRT-actuamagazine De afspraak over het recente Oxfam-rapport over ongelijkheid. Van de 39.000 miljard euro extra rijkdom die sinds 2020 is gecreëerd, ging twee derde naar de rijkste 1 procent, aldus deze studie. Een kleine groep wordt steeds rijker, terwijl wereldwijd nog altijd 820 miljoen mensen honger lijden.
Extreme rijkdom negeren is budgettair sowieso onverstandig. Je hebt het geld van de bovenkant nodig om de talrijke uitdagingen te tackelen. Maar abstractie maken van extreme rijkdom is ook nefast voor het maatschappelijk evenwicht. Boudry’s onverschilligheid over rijkdom staat op gespannen voet met bibliotheken aan wetenschappelijke literatuur. Niet alleen de positie van mensen in armoede is relevant, ook de onderlinge verhoudingen. Ongelijkheid treft mensen in armoede, maar evengoed de samenleving als geheel.
MOREEL VRAAGSTUK
Onder impuls van denkers als Thomas Piketty, Richard Wilkinson en Gabriel Zucman krijgen die kwalijke gevolgen van ongelijkheid de laatste jaren meer aandacht. In landen met meer ongelijkheid is er meer criminaliteit, minder sociale mobiliteit en een slechtere gezondheid. Ook voor onze democratie is het problematisch. Concentratie van rijkdom leidt onvermijdelijk tot concentratie van macht.
Niet alleen armoede, maar ook extreme rijkdom is dus een moreel vraagstuk. Niemand schrijft trouwens zelf zijn of haar eigen biografie van cover tot achterflap. Succesverhalen zijn altijd samenwerking en samenspel, een resultaat van wilskracht en talent, maar evengoed een gevolg van geluk en toeval. Succes – al zeker in termen van rijkdom – heeft dan ook nog eens de neiging zich-(van)zelf te reproduceren. Dat die reproductie hard gaat en heel scheef verloopt, toont het Oxfam-rapport nog maar eens aan.
Nadrukkelijk naar de bovenkant kijken is de kern van het limitarisme, een pleidooi voor het begrenzen van rijkdom. Bij onze noorderburen raakt die theorie stilaan ingeburgerd. Er wordt steeds vaker over gepraat in kranten en talkshows. Dat gebeurt (mede) onder impuls van onze landgenote Ingrid Robeyns, hoogleraar ethiek aan de Universiteit Utrecht. “Limitarisme zal nooit volledig gerealiseerd worden, maar we kunnen er wel naar streven”, aldus Robeyns. Volgens limitaristen is er een morele grens aan hoeveel rijkdom je mag vergaren.
OPTIMISTISCHE OPINIELEIDERS
Boudry daarentegen toont zich voorstander van filantropie. Hij beschouwt het aanmoedigen van liefdadigheid door miljardairs als een slimme route. In zijn bestseller Winners Take All doet Anand Giridharadas uit de doeken waarom de superrijken de wereld juist niet zullen veranderen. Hij hekelt plutocraten die zich de leiding van verandering toe-eigenen om vooral zichzelf te beschermen. “Het enige dat beter is dan een vos te zijn, is de vos te zijn die de opdracht krijgt om op de kip te passen”, aldus de Amerikaanse schrijver.
Volgens hem kunnen superrijken daarbij vaak rekenen op “optimistische opinieleiders die over elk probleem positief zijn” en “zwijgen over grotere systemen en structuren” die aan de basis liggen van ongelijkheid en de klimaatverandering. Het is een vrij nauwkeurige omschrijving van het nogal eenzijdige, quasi-verplicht vooruitgangsoptimisme, waarvan Maarten Boudry in onze contreien de meest ijverige ambassadeur is.
Figuren als Jeff Bezos van Amazon en Elon Musk, ondertussen helaas ook meneer Twitter, zijn zulke superrijken. Terwijl wij met zijn allen tegen corona streden, vochten zij een onderlinge wedstrijd uit ‘om-het-eerst-in-de-ruimte’. Hun megalomane spaceshuttleplannen zijn echter meer dan hoogtechnologische, peperdure patserij. “We moeten wel de ruimte in. Want alleen daar is een ongelimiteerde groei mogelijk”, aldus Bezos. Bezos en Musk bouwen dus niet aan een duurzaam en rechtvaardig alternatief. Integendeel, ze zijn al op zoek naar een nieuwe plek om het oude voort te zetten.
SUPERMINISTER BEZOS
Met filantropie zoals Boudry die bepleit, dreigen figuren à la Bezos de Superministers van Armoedebestrijding en Financiën te worden. Herverdeling zo uitbesteden dreigt uiteindelijk juist tot meer ontwrichting en onevenwicht te leiden. Want filantropie bevestigt niet alleen individuele macht en rijkdom. Het geeft superrijken ook nog meer zeggenschap over de verdeling van de totale rijkdom en de organisatie van onze maatschappij.
Eerder dan armoede te tackelen en te verslaan zal een focus op filantropie strijdvaardigheid en collectieve actie afremmen, inlijven en zelfs fnuiken. Tenzij dat de bedoeling is, is het dus een bijzonder slecht idee om daarop te rekenen.
Als we ook het ontwrichtend karakter van extreme rijkdom erkennen - en daar zijn voldoende redenen toe - ligt de conclusie voor de hand. De kloof dichten tussen (extreem) arm en (extreem) rijk besteed je niet uit aan een select groepje miljardairs. Je neemt die strijd als samenleving, democratie en politiek het best stevig in handen.
(Het artikel lees je ook op De Morgen)