Het IMF en de mondiale schuldencrisis

28 Juni 2022

Het IMF en de mondiale schuldencrisis

'Aangezien de doelgroep van de RST lage- en middeninkomenslanden zijn, is het mijn verwachting dat de bijdragen aan de RST beschouwd zullen worden als officiële ontwikkelingshulp.'

Tijdens de commissievergadering van 28 juni 2022 heeft Dieter Van Besien een parlementaire vraag gesteld over de mondiale schuldencrisis en de acties van het IMF. België heeft als lid van het IMF immers speciale strekkingsrechten gekregen. Het zou die herverdelen ten voordele van de landen die momenteel met een enorme schuldencrisis worden geconfronteerd. Het Resilience and Sustainability Fund werd voor die doelstelling opgericht en trad op 1 mei in werking. Hoog tijd om enkele verduidelijkingen van de minister te krijgen over de werking van dit mechanisme en de rol die België daarin zal opnemen.

Mijn vraag aan de minister

In september vorig jaar vroeg ik naar uw intenties om binnen het IMF te werken aan een herverdelingsmechanisme voor de Speciale Trekkingsrechten (STR). STR's worden toegekend op basis van het relatieve gewicht van de aandeelhouders van het IMF. Dit heeft een conservatieve werking, aangezien het gewicht van het aandeelhouderschap door de band overeenkomt met de relatieve rijkdom van de leden. In de context van een wereldwijde post-covid schuldencrisis, waarvan de armste landen de grootste slachtoffers zijn is deze werking contraproductief en onrechtvaardig. Een sociaal herverdelend mechanisme is nodig om de STR's te kunnen inzetten tegen de globale ongelijkheid. Zoals u weet is het verkleinen van de ongelijkheid en de schulden een noodzakelijk voorwaarde om over te kunnen gaan tot een situatie van mondiale stabiliteit, economisch herstel en klimaatneutraliteit.

België heeft de intentie om extra STR's over te dragen via het nieuwe Resilience and Sustainability Fund (RST) van het IMF. Dit trad in werking 1 mei 2022. 

  1. Heeft België reeds STR's overgemaakt aan dit fonds?
    1. Indien niet, heeft de NBB al duidelijk gemaakt hoeveel STR's België zal overmaken? Is het al afgesproken wanneer de transactie zal plaatsvinden?
    2. Hoe gebruikt België haar resterende STR's op dit moment, naast de eerdere overdracht aan het Poverty Reduction and Growth Trust en naar Somalië? Overweegt België verdere bilaterale overdrachten van STR's?
    3. Heeft België de ambitie om zoals andere Europese landen 20% van haar STR's over te dragen?
  2. Naar wie zullen de terugbetalingen van die leningen gaan? Is dat het IMF of krijgt België finaal haar overgedragen STR’s terug? 
  3. Aan het gebruikmaken van het RST worden voorwaarden gekoppeld. Het gaat hier over beleidshervormingen, het gelijktijdig volgen van andere IMF-programma's en schuldmonitoring. Op deze manier dreigt de voorwaardelijkheid van de hulpverlening waar het IMF zo voor wordt verguisd gekoppeld te worden aan het RST en de STR’s. Gaat u ermee akkoord dat een dergelijke voorwaardelijkheid tegen de logica van de STR's ingaat, die in principe een niet-conditionele financieringstool zijn? Welke positie verdedigt u op het niveau van de IMF hieromtrent?
  4. Eén van de doelstellingen van het RST is ‘duurzaam herstel’. Wil dit zeggen dat de overdracht van STR’s aan het fonds als officiële ontwikkelingssamenwerking en/of klimaatfinanciering aangerekend zal worden?
Het antwoord van de minister

De schuldenproblematiek is ernstig en staat ook op de agenda van de G20, omdat samenwerking op mondiaal niveau noodzakelijk is. Er moet prioriteit worden gegeven aan het verbeteren van de operationaliteit van het common framework, dat bedoeld is om structurele oplossingen voor de schulden van landen te vinden, zodat dit kader effectieve oplossingen kan bieden aan landen met schuldproblemen. België is voorstander om de procedure, met inbegrip van de tijdslijnen, dwingender te maken. De implementatie verloopt nu immers tergend traag, met name door de gebrekkige medewerking van China.

Er gaan regelmatig stemmen op om de internationale financiële instellingen en de multilaterale ontwikkelingsbanken mee te betrekken in het schuldverlichtingsoperatietraject. Dat is een optie, maar men moet beseffen dat deze instellingen in dat geval moeten worden gecompenseerd voor de verliezen die zij zouden incasseren. Dat niet doen zou hun toekomstige werking in het gedrang brengen en op  termijn schadelijk zijn voor de landen die men wil helpen.

Het is met name van belang dat de ontwikkelingsbanken hun gunstige rating kunnen behouden. De verkoop van een gedeelte van de goudvoorraad door het IMF, op basis waarvan met de gegenereerde winsten een gedeelte van de multilaterale schuldverlichting zou kunnen worden gefinancierd, is in theorie mogelijk, maar feitelijk onrealistisch. Daarvoor is een meerderheid van 85 % in de raad van beheer van het IMF vereist. Uit recente discussies is gebleken dat die meerderheid niet binnen handbereik ligt.

U had ook een vraag over de afschaffing van de extra commissies, de surcharges, die het IMF oplegt. Ik kan u meedelen dat het ontwerp sinds mijn vorige antwoord nog niet terug op de agenda van de raad van beheer van het IMF is geplaatst. Ik herhaal hierbij mijn expliciete steun voor een holistische herziening van dat beleid in de context van het inkomensmodel van het fonds en de algemene en financiële vooruitzichten.

België zal te gelegener tijd aan gelijkgezinde landen vragen om met betrekking tot dit ontwerp een eensgezind standpunt te formuleren. Het is duidelijk dat het IMF een belangrijke internationale rol te vervullen heeft. Ik heb tijdens de lentevergadering van het IMF aangegeven dat België de intentie heeft om significant bij te dragen aan de Resilience and Sustainability Trust van het IMF, die intussen is opgericht.

In een brief van 21 april 2022 verzocht de managing director van het IMF, Kristalina Georgieva, nogmaals om die expliciete steun van België aan deze trust. Ik zal binnenkort aan de ministerraad dan ook een concreet voorstel voorleggen voor een Belgische bijdrage, via de aanwending van een deel van de aan ons land toegewezen SDR's, de speciale trekkingsrechten. De bijdrage zal grotendeels via de Nationale Bank van België verlopen, via kredietlijnen onder staatswaarborg. Eens de ministerraad heeft beslist en ook het directiecomité van de Nationale Bank zich akkoord heeft verklaard, zal de Nationale Bank van België de nodige overeenkomsten met het IMF moeten onderhandelen en ondertekenen. Daarna kan de transactie worden uitgevoerd. 

Met de middelen van de RST zal het IMF tot 2030 leningen kunnen verstrekken aan lage- en middeninkomenslanden. Naast de bijdrage aan de Resilience and Sustainability Trust zit ook een kanalisering naar de Poverty Reduction and Growth Trust in de pijplijn, voor een bedrag van 200 miljoen aan speciale trekkingsrechten. Voorlopig wordt geen verdere kanalisering van SDR voorzien. Buiten het IMF komt voorlopig geen enkele instelling voor zo'n kanalisering in aanmerking, omdat die speciale trekkingsrechten hun reservestatus niet mogen verliezen. Bilaterale overdrachten zijn dus uitgesloten.

Het bedrag van de bijdrage aan de RST moet nog worden gevalideerd door de ministerraad en de Nationale Bank. De middelen van de RST zullen worden uitgeleend aan landen die daarom vragen.

Deze leningen, met een looptijd van 20 jaar zullen worden terugbetaald aan het IMF. Die middelen zullen dan ook parallel terugvloeien naar de landen en instellingen die ze ter beschikking stelden. In ons geval is dat onze Nationale Bank. De RST-leningen zullen inderdaad verbonden worden aan een IMF-programma, met bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden zijn noodzakelijk om de reservestatus van de middelen te waarborgen en om de correcte en effectieve aanwending te verzekeren. Ik wijs er ook op dat elke lidstaat van het IMF een bepaald bedrag aan SDR, die onvoorwaardelijk kunnen worden aangewend, kreeg toegewezen. 

De RST heeft als doel de betrokken landen te helpen om cruciale langetermijnuitdagingen aan te pakken, zoals de klimaatproblematiek, maar ook het bestrijden van toekomstige pandemieën, waarmee kwetsbare landen te kampen zullen hebben.

Aangezien de doelgroep van de RST lage- en middeninkomenslanden zijn, is het mijn verwachting dat de bijdragen aan de RST beschouwd zullen worden als officiële ontwikkelingshulp.